Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word meegeven
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
endow | ||
(afstaan; bezwijken) | give way ; | |
; ; ; ; impart ; ; | ||
🔗 Gij gaaft het al. | ||
(aangeven; verlenen; uitbrengen) | ||
🔗 Geef me vijf minuten. | ||
🔗 Hoeveel geef je voor deze jas? | ||
(toebrengen) | ||
🔗 Waar kan ik een feest geven? | ||
(opbrengen; bieden) | ; | |
🔗 De hemel geve dat het zo is. | ||
(opleveren) | ||
🔗 Het gras op de weide verdorde en de koe gaf geen melk. | ||
🔗 De meeste prikken kunnen de eerste 2 dagen koorts geven. | ||
(schenken) | ||
🔗 Hadden ze hem de taak gegeven ons te vertellen wanneer we zouden vertrekken? | ||
(mede) | ||
🔗 Zij zaten lang aan tafel met hun houten drinknappen gevuld met mee. | ||
(mede; ook) | ; ; likewise | |
🔗 In die hoedanigheid heeft ze het mee mogelijk gemaakt dat Putin tot 2036 aan de macht zou kunnen blijven. |
Dutch | English |
---|---|
meegeven | give; give along with; give way; yield |
geven | afford; allow; bestow; catch; convey; deal; deliver; emit; fetch; give; give forth; give out; giving; hit; impart; mete out; pass; present; put; put on; render; return; spare; yield; run; take; make a present of; present with; produce; hand; volunteer |
mee | away; mead; withal; madder; also; likewise; as well |