Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word laatst
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
🔗 Hij zat op de laatste rij, bij het toilet. | ||
| (ten laatste) | ultimately | |
🔗 „Ik weet wat ge het laatst hebt gezien,” zei ze, „want dat is ook in mijn gedachten.” | ||
| (ten laatste; het laatst) | ultimately | |
🔗 Wanneer bent u voor het laatst bij hem geweest? | ||
| (verleden) | ||
penultimate | ||
🔗 Ze zijn met de voorlaatste meegegaan. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| laatst | ⇆ last; ⇆ lately; ⇆ the other day |
| als laatste | ⇆ lastly; ⇆ last |
| de laatsten zullen de eersten zijn | ⇆ the last shall be first |
| het laatst | ⇆ last |
| op het laatst | ⇆ at last; ⇆ finally |
| tot het laatst | ⇆ to the last; ⇆ till the last |
| voor het laatst | ⇆ for the last time |
| allerlaatst | ⇆ very last; ⇆ last of all; ⇆ up‐to‐the‐minute |
| laatstelijk | ⇆ last; ⇆ lastly; ⇆ finally |
| laatstgeboren | ⇆ last‐born |
| laatstgenoemde | ⇆ latter; ⇆ last‐named |
| laatstleden | ⇆ last |
| voorlaatst | ⇆ last but one; ⇆ penultimate |