Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word keuken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 En de goede Martha vluchtte naar de keuken.
scullery
🔗 Zet het maar in de bijkeuken.
kitchen utensils
kitchen knife
🔗 Hij zag zijn vrouw liggen slapen en begon haar te steken met het grote keukenmes.
(melasse; suikerstroop)
molasses

DutchEnglish
keuken caboose; cooking; cook‐room; cuisine; kitchen
huis‐, tuin‐ en keuken‐ common or garden
koude keuken cold dishes
aanbouwkeuken fitted kitchen
achterkeuken scullery
bijkeuken scullery
gaarkeuken cook‐shop; soup kitchen; eating‐house
keukenbuffet dresser
keukengerei kitchen utensils; kitchenware; utensils
keukenhanddoek dishtowel
keukenkast kitchen‐cupboard; kitchen cabinet
keukenlift dumb‐waiter
keukenmeester kitchener
keukenmeid cook; kitchen‐maid
keukenmes kitchen knife
keukenprinses cook
keukenrol kitchen roll
keukenstroop molasses
keukenwagen kitchen‐car
keukenzout kitchen‐salt
veldkeuken field‐kitchen