Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word kenteken
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
registration number | ||
; | ||
🔗 Ken je dat verhaal? | ||
🔗 Kent ge geen toverij om het paard te vangen? | ||
(weten) | ||
🔗 Ken je geen Engels? | ||
🔗 Wie kent deze plant niet? | ||
🔗 Ken je veel van de gasten hier? | ||
🔗 En hoelang ken je Goldman al? | ||
(nummerbord; nummerplaat) | licence plate | |
🔗 Hij schonk geen aandacht aan de kentekenplaten, omdat hij wist dat die toch dagelijks werden verwisseld. | ||
(symptoom; verschijnsel) | ||
(bewijs; blijk; merkteken; signaal; wenk) | ; | |
🔗 Dit is het teken van het verbond, | ||
🔗 Maar even later vergat hij dat teken, toen hij een nieuwe scherpe geur in de van stank vervulde lucht onderscheidde. | ||
🔗 De tekens voorspellen weinig goeds | ||
🔗 Hij trof er niemand aan, maar wel alle tekenen van een uitgebreid en haastig ontbijt. |
Dutch | English |
---|---|
kenteken | badge; character; cognizance; distinguishing mark; marker; note; registration number; sign; symptom; token |
kennen | have; ken; know; tell; be acquainted with |
kentekenbewijs | registration certificate |
kentekenplaat | licence plate; registration plate |
teken | ensign; indication; intimation; mark; marker; note; portent; print; sign; token; signal; signature; symbol; symptom |