Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word inrichting

English/Dutch
Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(regeling; schikking; zetting);
lay‐out
(apparaat; toestel); ; ;
gear
(uitrusting); ;
ensemble
; ;
suite
(instituut)
institute
🔗 Toen wij afscheid namen, bedacht ik ineens dat het misschien niet gemakkelijk zou zijn tot de inrichting te worden toegelaten.
(installatie; opstand)
(kraamkliniek)
maternity home
workshop
(verpleeghuis)
sick‐bay
🔗 Ik ken een uitstekende verpleeginrichting.
wasinrichting
lavatory
;
washing‐accomodation
;
wash‐place
;
wash‐room
;

DutchEnglish
inrichtingapparatus; appliance; appointment; arrangement; conformation; consitution; construction; contrivance; device; establishment; facility; fitment; fitments; fittings; fitting up; frame; furnishing; furnishings; gear; hang; home; institution; lay‐out; machinery; organization; system
penitentiaire inrichtingpenitentiary
badinrichtingbaths; public baths
blindeninrichtingasylum for th blind; blind institution; blind‐school
kraaminrichtingmaternity home; maternity hospital
melkinrichtingdairy
oliestookinrichtingoil‐heating apparatus; oil‐fired heating system
onderwijsinrichtingeducation establishment; teaching institution
staatsinrichtingpolity; form of government; political science
strafinrichtingpenal institution; penal establishment
stuurinrichtingcontrols; steering; steering‐gear
verpleeginrichtingnursing‐home
wasinrichtinglaundry