Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word examen

English/Dutch
Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
examen‐
(onderzoekend)
investigative
exam
;
examination
🔗 Ik verwacht dat het examen alleen maar voor de vorm is.
(eindexamen)
leaving examination
;
(toelatingsexamen)
entrance examination
;
matriculation examination
allasa ekzameno
leaving examination
🔗 Na zijn eindexamen gymnasium studeerde Godfried Bomans enige tijd rechten in Amsterdam en psychologie te Nijmegen, maar geen van beide vermocht hem blijvend te boeien.
(herkeuring)
re‐examination
🔗 Ze krijgt nog een maand voor haar studie en dan een herexamen.
toelatingsexamen
(admissie‐examen)
entrance examination
;
matriculation examination
allasa ekzameno

DutchEnglish
examenexam; examination
een examen afleggenundergo an examination
een examen afnemenexamine
examen doensit down for an examination; go in for an examination; go up for examination; take one’s examination; sit for an examination
voor zijn examen slagenpass; pass one’s examination
admissie‐examenmatriculation examination; entrance examination
deelexamenpartial exam
eindexamenfinal; finals; final examination; leaving examination
examencijferexamination mark
examencommissieexamination committee; examining‐board; examination board
examenkoortsexamination fever
examennummerexamination number
examenopgaafexamination paper
examenopgaveexamination paper
examenroosterexamination timetable
examenuitslagexamination result
examenvakexamination subject
examenvraagexamination question
examenvreesexamination fright
herexamenre‐examination; resit
kandidaatsexamenlittle‐go
overgangsexamenqualifying examination
rijexamendriving‐test
schoolexamenschool examination
staatsexamenpublic examination; government examination; matriculation
toelatingsexamenentrance examination; matriculation examination; eleven‐plus; matriculation