Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word ervarenheid
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(ervaring) | experience | |
(beleven; doormaken; meemaken; ondervinden) | ||
🔗 Nu wilden de kinderen dit ook ervaren en mensen ontmoeten die hem hebben gekend. | ||
(deskundig; geoefend) | experienced ; ; conversant ; skilled | |
🔗 De ervaren piloot uit Zutphen was de enige inzittende van het toestel. |
Dutch | English |
---|---|
ervarenheid | experience; skill |
ervaren | adept; conversant; experience; experienced; fully fledged; know; practised; versed; veteran; perceive; learn; expert; skilled |
onervarenheid | inexperience |