Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word eindigend

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aflopend)
ending
finiĝanta
🔗 Het is een nooit eindigend genoegen, het spel van wind en golven gade te slaan, het drijven der wolken evenals het leven der dieren in de lucht en in het water.
(afmaken; afsluiten; beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen; een eind maken aan); ; ;
🔗 En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geëindigd had, dat hij uit Galilea vertrok, en hij kwam over de Jordaan in het gebied van Judea.
(aflopen; ophouden);
end up
; ;
🔗 In 1958 eindigde de productie.

DutchEnglish
eindigenamen; break up; close; conclude; determine; end; end up; finish; finish up; ring down; tail away; tail off; terminate; wind up