Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word bogen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(prat gaan op; zich beroemen op; zich verheffen op) | be proud of | fieri pri |
🔗 Dat u kunt bogen op een ruime ervaring lijkt hiermee wel bewezen, dunkt me. | ||
(ronding) | ; ; | |
🔗 En toen richtten zij hun blik op de boog en de verwoeste poorten. | ||
🔗 Hij droeg een boog op zijn rug en had een koker met glimmende pijlen op zijn heup. | ||
(doorbuigen; ombuigen) | ; ; | |
(doorbuigen; ombuigen; zich buigen) | ; | |
(doen overhellen; neigen) | ; incline | |
(krommen; verbuigen) | ; | |
(doorbuigen; trekken; zich krommen) | ; | |
(nijgen) | ||
🔗 En met die woorden verliet hij buigend het vertrek. |
Dutch | English |
---|---|
bogen op | boast; glory in |
boog | arc; arch; archway; bend; bind; bow; camber; curvature; tie; curve |
buigen | bend; bob; bow; curve; decline; deflect; duck; flex; incline; inflect; make one’s bow |