Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word bezoeken
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(opzoeken) | ; | |
🔗 De bloemen worden veel door bijen bezocht. | ||
(frequenteren) | frequent ; | |
🔗 Tom Poes gaf het dan ook op hem te bezoeken en trok zich bezorgd in zijn huisje terug. | ||
; plague | plagi | |
(bedroeven; beproeven) | ||
🔗 Natuurlijk liet de zwaar bezochte politiechef dit niet zonder meer passeren. | ||
attended ; frequented | ||
🔗 Vroeger was het een weinig bezochte streek. | ||
(visite) | ; | |
🔗 Mag ik vragen naar de reden van uw bezoek? | ||
; ; ; take steps ; ; ; set about ; busy oneself about ; try hard ; exert oneself ; | ||
(uitzien naar; zoeken naar) | ; look for | |
🔗 Zoek een vijl! | ||
(gezoek; queeste; speurtocht) | ; | |
🔗 Zelf nam hij geen deel aan het zoeken, maar hij bleef vlak bij Ritzy staan en hield hem met een pistool in bedwang, terwijl zijn beide assistenten de auto begonnen te doorzoeken. |
Dutch | English |
---|---|
bezoeken | afflict; attend; call at; come to see; frequent; frequentation; go to see; haunt; meet; plague; see; visit |
bezocht | frequented; attended |
bezoek | attendance; company; going; visit; call; visitor; visitors; guests; visitation |
bezoekend | visitant |
bezoektijd | visiting hours |
zoeken | court; delve; find; forage; fossick; grope; hunt; look for; nose for; pick; quest; seek; search; seek out; seek after; seek for |