Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word besturen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aanvoeren; regeren; runnen; leiden);
🔗 De Griekse regering moet volgens de Fransman maar eens leren hoe ze moet besturen.
(beheren)
mastrumi
(sturen); ;
🔗 Bestuur je zelf het toestel?
(administreren; beheren);
(bestuur; bewind; heerschappij; regering);
🔗 In 1845 kwam men hier gedeeltelijk op terug omdat het besturen van de eilanden vanuit Suriname niet goed werkte.
(schap);
management
;
🔗 Is het waar dat er moeilijkheden in het bestuur zijn?
;
executive
;
(administratie; beheer);
management
(bewind; heerschappij; regering; besturen); ;
governance
🔗 Zijn vader had hem vorig jaar naar Schreiborg gestuurd om iets te leren over het bestuur van het hertogdom en de manier van leven aan het hertogelijke hof.
(zenden)
🔗 We zullen iemand sturen.
(besturen);
🔗 De sturende heer bewolkte, en het was duidelijk dat een scherpe terechtwijzing hem op de tong lag.
(zenden)
🔗 Stuur ze deze twee hoofden, in een mooie kist.
(verzenden; zenden)
🔗 Ik stuur hem een telegram.

DutchEnglish
besturenadminister; boss; con; conduct; control; cox; direct; drive; fly; govern; guide; manage; manoeuvre; master; navigate; operate; pilot; pilotage; rule; run; sail; skipper; steer
draadloos bestuurdwireless‐controlled; radio‐controlled
bestuuradministration; administratorship; board; committee; control; council; direction; executive; governance; governing body; government; guidance; management; managership; rule
sturenchannel; con; drive; guide; head; pilot; pilotage; send; steer; sail; turn