Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word aanvang

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(begin; ontstaan);
🔗 In de aanvang zat hij aan mijn voeten en leerde de wijsheid kennen.
(aanvangen; beginnen; ingaan);
🔗 De jacht nam een aanvang!
(aanvaarden; beginnen; beginnen aan; beginnen met; inzetten; starten; een begin maken met); ;
(beginnen; ingaan; ertoe overgaan; een aanvang nemen; inzetten); ;
🔗 Daarom zal ik aanvangen u beiden te onderzoeken op alcoholmisbruik.
(begindatum)
date of commencement
(beginsnelheid)
initial velocity
(in het begin; in eerste instantie);
at the outset
;
in the beginning
;
🔗 De reus had aanvankelijk niet in de gaten dat hij benaderd werd.
(aanvangs‐; begin‐)
🔗 Maar dat heeft hem er alleen maar van overtuigd dat zijn aanvankelijke mededelingen ons niet van nut zijn.

DutchEnglish
aanvangbeginning; commencement; onset; start
bij de aanvangat the beginning
een aanvang nemencommence; begin
aanvangenstart; commence; do; begin
aanvangsdatumdate of commencement
aanvangssnelheidinitial velocity
aanvankelijkin the beginning; at the outset; initial; at first; initially; original; originally