Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word aanvalswapen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
offensive weapon
;
weapon of offence
ofensiva armilo
;
(vlaag); ; ; ; ;
🔗 Maar de spin zette de aanval niet voort.
(blazoen; wapenschild);
coat‐of‐arms
🔗 Wat is je wapen ook weer?
🔗 Hebben jullie wapens?

DutchEnglish
aanvalswapenoffensive weapon; weapon of offence
aanvalonset; access; aggression; assault; attack; bout; brunt; charge; fit; go; ictus; offence; onfall; onslaught; paroxysm; raid; strike; seizure; stroke
wapenarm; armorial bearings; arms; coat; coat of arms; escutcheon; weapon; arm of service