Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word aanvaller

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(agressor); ;
(agressor); ;
; ;
🔗 Nu waren er vele aanvallers om hen heen.
;
(aangrijpen; aanpakken; attaqueren); ;
assail
;
🔗 Hoorde je bij de bandieten die ons aanvielen?

DutchEnglish
aanvalleraggressor; assailant; assailer; assaulter; attacker; forward
aanvallenlash out at; tackle; fall to; aggress; assail; assault; attack; beset; charge; close in upon; come upon; dig in; engage; fall foul of; fall on; fall upon; strike; savage; set on; set upon; tilt at; have a tilt at; run a tilt at; wade into