Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word aanspreker

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(doodbidder)
undertaker’s man
(doodbidder)
undertaker’s man
(aanklampen; toespreken);
🔗 Als ik die vrouw daar aanspreek, vindt ze mij een vieze ouwe man.
break into
depreni de
sue
procesi kontraŭ
(aanbreken)
break into
ekkonsumi
🔗 En zullen we daarbij dan een goede maar niet te dure fles wijn aanspreken?
🔗 De spreker vervolgde zijn toespraak.
lecturer
;
🔗 Want wat is dat voor een spreker, die ƒ 25,— voor een lezing vraagt?

DutchEnglish
aansprekerundertaker’s man
aansprekenaccost; address; appeal to; bespeak; break into; dip; draw upon; speak to; solicit; speak; talk to; tap
sprekerlecturer; orator; speaker; talker