Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word aanmeren

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aanbinden; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen)
moor
;
🔗 De boot lag aangemeerd aan een onderaardse kade waarvan Lirael het bestaan wel kende maar waar ze slechts één keer was geweest, jaren eerder.

DutchEnglish
aanmerenberth; moor; tie; tie up