Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word aankijken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aanzien; beschouwen; bekijken; kijken naar; bezien);
🔗 Ze keek hem met een warme glimlach aan.
(toekijken; uitkijken; zien);
🔗 Ze liep naar de badkamer en keek in de spiegel.

DutchEnglish
aankijkeneye; eyeball; look at
de zaak nog eens aankijkenwait and see
het aankijken niet waardnot worth looking at
iemand met schele ogen aankijkenview somebody with jealous eyes
iemand niet aankijkenlook away from somebody
iemand op iets aankijkenblame somebody for something
kijkenglance; look; peek; peep; peer; view; watch; see; have a look