Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word aanbranden

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
stick to the pan
brulgluiĝi
🔗 Ze laten voortdurend de melk aanbranden.
(brand)
combustion
;
be on fire
🔗 De brandende olie zou door het water worden meegevoerd en het hele dal verlichten.
(schroeien)
🔗 Hij was hier nog niet ver in gevorderd toen de kaars zo ver opraakte dat hij zijn vingers brandde.
(destilleren; distilleren; overhalen; stoken)
distil
(braden; roosteren)

DutchEnglish
aanbranden burn
aangebrand ruiken have a burnt smell
aangebrand smaken have a burnt taste
gauw aangebrand zijn be very touchy
branden broil; burn; burning; glow; roast; stain; sting; scald; be on fire; brand; distil; cauterize