Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word Bruin

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Het deeg mag niet te bruin worden!
bruin worden
(bruinen)
tan
brownish
🔗 De kale peulen die ontstaan na bevruchting, zijn bruinachtig.
brownish
dubebruna
brown bread
🔗 Hij was erg gebruind door de zon.
(bruin worden)
tan
brown coal
;
lignite
brown‐eyed
brunokula
(zeevarken)
porpoise
🔗 Op de Belgische en Deense kusten spoelen vooral bruinvissen aan.
(gewone bruinvis)
(blaaswier; zeewier)
wrack
;
kelp
;
dark brown
🔗 Op het grijs na in zijn donkerbruine haar bij de oren zag hij er twintig jaar jonger uit.
(taankleurig; tanig)
fawn
flavbruna
🔗 Uitgestrekt in de schaduwen lagen vijf grote geelbruine lichamen, het vuur van hun wrede ogen voor eeuwig uitgeblust.
🔗 Zij zat, schitterend gekleed, op een kastanjebruin paard en had haar waardigheid hervonden.
(getaand; roetzwart)
bistre brown
(roetzwart)
bistre
;
brown wash
sorrel
auburn
🔗 Dat plukje roodbruin haar past ook in de beschrijving die Cuvier geeft.
auburn

DutchEnglish
bruin bay; brown; sun‐tanned; tanned
Bruin Bruin
bruine suiker brown sugar
bruin worden get a tan; tan; brown
dat kan bruin niet trekken I cannot afford it
bergbruin umber
bruinachtig brownish
bruinbrood brown bread
bruinen bronze; brown; tan
bruineren furbish; burnish
bruinharig brown‐haired
bruinkool brown coal; lignite
bruinogig brown‐eyed
bruintje bay horse
bruinvis mereswine; sea‐hog; porpoise; puffing‐pig
donkerbruin dun; puce; dark brown; deep‐brown; nigger‐brown
geelbruin brinded; brindle; brindles; tawny
goudbruin auburn; golden‐brown
kastanjebruin auburn; chestnut; maroon; nut‐brown
koffiebruin coffee‐brown; coffee‐coloured
lichtbruin fawn; hazel; light brown
reebruin fawn‐coloured
roestbruin rust‐brown; russet
roodbruin bay; foxy; russet; terracotta; reddish‐brown
vaalbruin bay; drab; fallow; dun