Afrikaans–English dictionary

English translation of the Afrikaans word trek

Afrikaans	English (translated indirectly)	Esperanto
trek	pull ; tug	tiro
🔗 Hy neem ’n denkbeeldige trek.
trek	feature ; trait	trajto
betrek	involve	engaĝi
draadtrek	toss off	onani
🔗 Hoeveel keer het jy verlede week draadgetrek?
saamtrek	concentrate	koncentri
🔗 Die grootste metropolitaanse gebied is die hoofstad Santiago de Chili, waar 40% van die bevolking saamgetrek is.
terugtrek	repeal	nuligi
🔗 Daar is intussen besluit om Magudumana se paspoort terug te trek.
toetrek	shut	tirfermi
🔗 Dan trek die kondukteur weer die deur toe.
trekdier	draught‐animal	tirbesto
trekker	tractor	traktoro
🔗 Konvooie van sowat 2 700 trekkers het Vrydag strate in Brussel, België versper toen boere van Vlaandere betoog het oor planne om stikstofuitlatings te besnoei.
uittrek (afhaal)	take off	demeti
🔗 Die man het sy ma verkrag nadat hy vir haar gesê het sy moet haar klere uittrek.
vertrek	leave	forveturi
vertrek	depart ; leave	foriri
🔗 Die betogers het hul punt gemaak, so dit is tyd dat hulle uit Wellington vertrek.

Afrikaans	English
trek	arrest; cash; cast; catch; departure; draught; draw; drift; emigrate; emigration; evolve; feature; hale; haul; heave; immigrate; indraught; light; lineament; lug; march; migrate; migration; move; move out; puff; pull; run; scratch; screw; shoot; slur; stage; strain; strike; stroke; take; tear; terugtrek; tone up; traction; trait; travel; trek; trick; tug; tweak; unsheathe; warp; whiff; yank
aan die kortste ent trek	come off the loser
baie in trek	much sought after
die grens trek	draw the line
die vel oor die ore trek	fleece
gesigte trek	grimace; pull faces
in breë trekke	in broad outline; in broad outlines
in trek wees	be much in demand
in twyfel trek	arraign; call in question; cast doubt on; discredit; impeach; impugn; oppugn; query; question
lootjies trek	draw lots
’n gesig trek	pull a face
’n horoskoop trek	cast a horoscope
skewebek trek	grimace; mow; mop and mow; mouth; make a mouth; pull faces
ten stryde trek	be on the war‐path
trek aan	heave at; puff; pull at
trek in	move into
aantrek	apparel; appeal; attract; put on; don; draw; dress; dress up; dressing; endue; garment; rig; garb; gear; magnetize; robe; tog; array; draw tighter; brace; tone up; march upon; stiffen; harden; take to heart; feel hurt; trek on; continue trekking
aftrek	abstract; pull off; deduct; subtract; demand; discharge; discount; distract; divert; pull down; trace; loose; market; press; recoup; beat a retreat; rip off
baktrek	buckle; cup; distort
betrek	cheat; enter; mount; trick; gloom; implicate; involve
blaartrekker	vesicant
bymekaartrek	concentrate; contract; total
deurtrék	permeate; pervade; imbue; leaven; impregnate; deface; saturate; honeycombed; saturated; scour; sodden
doodtrek	delete; overstrain; score out; scratch through
draadtrek	jerk off; toss off; wank; wiredraw
draadtrekwerk	drawn work; drawn‐thread work
dwarstrek	cross; quarrel; squabble; thwart
familietrek	family likeness
gelaatstrek	feature; lineament
getrek	drawn; pulling
hooftrek	feature; principal trait; salient feature
intrek	abrogate; absorb; cancel; cheat; countermand; dedesignate; draw; draw in; inhale; infiltrate; introvert; move in; recant; retract; reverse; revoke; soak; suspend; tuck
karaktertrek	characteristic; trait
kromtrek	buckle; cast; distort; warp; lift; hunch; spring
lostrek	fiddle away; let fly; ladder; go into ladders; let out; rip; unknit; unpick
natrek	calk; double‐action; trace
neertrek	collar; tackle; grass; heave down
omtrek	ambit; circle; circuit; circumference; circumscription; circumvent; compass; contour; turn; frame; girdle; girt; girth; locality; neighbourhood; outflank; outline; perimeter; periphery; purlieu; pull over; radius; sketch; tracing
onttrek	divert; draught; withdraw; recuse; wriggle out; withhold
ooptrek	breech; clear; clear up; draw; unstop
oortrék	overdraw; encase; overrun; sheathe; upholster
optrek	cock; draw breath; draw up; erect; take the field; mount; whoop; gather; head; hoist; hoop; hunch; lift; curl; move; purchase; pull up; put up; run up; warp
regtrek	straighten
saamtrek	adduct; astringe; concentrate; constrict; constringe; contract; draw together; knit; focus; syncopate; yoke; jamboree; knot; rally
skeeftrek	warp
spykertrekker	nail‐puller
stuiptrek	convulse
terugtrek	backwash; cancel; draw back; cry off; repeal; scratch; recall; recede; retire; retract; retreat; beat a retreat; secede; unsay; withdraw
toetrek	constringe; deceive; draw; jew; strangulate
toutrek	tug‐of‐war; tug of war
trekarbeid	migratory labour
trekdag	moving day
trekdier	draught‐animal; yoke‐animal
trekduif	passenger pigeon; wild pigeon
trekgees	wanderlust
trekhaak	turrel
trekkaart	card of re‐entry
trekkend	ambulant; ambulatory; emigrant; emigratory; migrant; tractive
trekker	drawer; emigrant; extractor; pull; tractor; giver; hauler; mover; puller; tower; trekker; trigger; tugger
trekkery	moving; wayfaring
trekketting	trek‐chain
trekking	draught; drawing; traction; infusion; spasm; vellication; working
trekklamp	come‐along‐clamp
trekkoevoet	straightening bar
trekkrag	appeal; drawing‐power; traction; thrust; tractive power
treklyn	release‐cord; towing‐line
trekmes	draw‐knife
trekmeting	traverse
trekmotor	tractor
treknet	seine; towing‐net; tow‐net; trailnet
trekorrel	concertina
trekos	draught‐ox
trekpaal	straining post; straining pole
trekpen	drawing‐pen; geometrical pen; marking‐knife; ruling pen; tracing‐pen
trekperd	carriage‐horse; draught‐horse; harness‐horse
trekpleister	blister; court plaster; draw; vesicant; vesicatory
trekroete	migratory route
treksaag	cross‐cut saw; jack‐saw; whip‐saw
trekskaal	spring‐balance
trekskroef	union screw
treksluiter	zip fastener; zipper
trekspanning	strain; stress
trekspier	abductor; constrictor; extensor; erector; motory muscle; tensor
treksprinkaan	migratory locust
trekstang	clevis; connecting‐rod; drag‐link; draw‐bar; tie‐beam; pull‐rod; tie‐rod; radius bar
trekstrook	draught strip
trektou	drag‐rope; draught‐cable; plug
trekvastheid	tensile strength
trekvermoë	carry
trekvolk	migratory natives
trekvry	draughtproof
trekwerk	draw gear
uitmekaartrek	pick holes in
uittrek	abstract; disarray; doff; drag out; draw; earmark; educe; extract; extricate; peel; strip; grass; land; march out; pull up; remove; sally; take the field; take off; unclothe; undress; unrobe; vacate
vastrek	frap; swindle
vertrek	apartment; leave; room; chamber; depart; departing; departure; take one’s departure; draw; go; going; be off; quit; set off; set out; start; starting; go one’s way
vogtrekkend	hygroscopic
voortrek	accept; differentiate; favour; be partial to
voorttrek	tow
wegtrek	bear away; depart; draw off; flit; leave; move; take off; transmigrate; withdraw
wesenstrek	feature
wesentrek	lineament