De vervoeging van het Nederlandse werkwoord zinnen

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zin(ik) zon
(jij) zint; zin (jij)(jij) zon
(hij) zint(hij) zon
(wij) zinnen(wij) zonnen
(gij) zint(gij) zont
(zij) zinnen(zij) zonnen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zinne(dat ik) zonne
(dat jij) zinne(dat jij) zonne
(dat hij) zinne(dat hij) zonne
(dat wij) zinnen(dat wij) zonnen
(dat gij) zinnet(dat gij) zonnet
(dat zij) zinnen(dat zij) zonnen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
zinzint
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
zinnend(e)(hebben) gezonnen