The conjugation of the Dutch verb vreten

Irregular forms are printed in red.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vreet(ik) vrat
(jij) vreet(jij) vrat
(hij) vreet(hij) vrat
(wij) vreten(wij) vraten
(gij) vreet(gij) vrat
(zij) vreten(zij) vraten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) vrete(dat ik) vrate
(dat jij) vrete(dat jij) vrate
(dat hij) vrete(dat hij) vrate
(dat wij) vreten(dat wij) vraten
(dat gij) vretet(dat gij) vratet
(dat zij) vreten(dat zij) vraten
Gebiedende wijs
vreet
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
vretend(e)(hebben) gevreten