De vervoeging van het Nederlandse werkwoord sluiken

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) sluik(ik) slook
(jij) sluikt; sluik (jij)(jij) slook
(hij) sluikt(hij) slook
(wij) sluiken(wij) sloken
(gij) sluikt(gij) slookt
(zij) sluiken(zij) sloken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) sluike(dat ik) sloke
(dat jij) sluike(dat jij) sloke
(dat hij) sluike(dat hij) sloke
(dat wij) sluiken(dat wij) sloken
(dat gij) sluiket(dat gij) sloket
(dat zij) sluiken(dat zij) sloken
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
sluiksluikt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
sluikend(e)hebben gesloken