Die Konjugation des niederländischen Verbes schenken

Unregelmäßige Formen sind in Rot gedruckt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schenk(ik) schonk
(jij) schenkt; schenk (jij)(jij) schonk
(hij) schenkt(hij) schonk
(wij) schenken(wij) schonken
(gij) schenkt(gij) schonkt
(zij) schenken(zij) schonken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schenke(dat ik) schonke
(dat jij) schenke(dat jij) schonke
(dat hij) schenke(dat hij) schonke
(dat wij) schenken(dat wij) schonken
(dat gij) schenket(dat gij) schonket
(dat zij) schenken(dat zij) schonken
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
schenkschenkt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
schenkend(e)(hebben) geschonken