Die Konjugation des niederländischen Verbes rijzen

Unregelmäßige Formen sind in Rot gedruckt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) rijs(ik) rees
(jij) rijst; rijs (jij)(jij) rees
(hij) rijst(hij) rees
(wij) rijzen(wij) rezen
(gij) rijst(gij) reest
(zij) rijzen(zij) rezen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) rijze(dat ik) reze
(dat jij) rijze(dat jij) reze
(dat hij) rijze(dat hij) reze
(dat wij) rijzen(dat wij) rezen
(dat gij) rijzet(dat gij) rezet
(dat zij) rijzen(dat zij) rezen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
rijsrijst
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
rijzend(e)(zijn) gerezen