La conjugaison du verbe néerlandais prijzen

Des formes irrégulières sont imprimées en rouge.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) prijs(ik) prees1, prijsde2
(jij) prijst; prijs (jij)(jij) prees1, prijsde2
(hij) prijst(hij) prees1, prijsde2
(wij) prijzen(wij) prezen1, prijsden2
(gij) prijst(gij) preest1, prijsdet2
(zij) prijzen(zij) prezen1, prijsden2
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) prijze(dat ik) preze1, prijsde2
(dat jij) prijze(dat jij) preze1, prijsde2
(dat hij) prijze(dat hij) preze1, prijsde2
(dat wij) prijzen(dat wij) prezen1, prijsden2
(dat gij) prijzet(dat gij) prezet1, prijsdet2
(dat zij) prijzen(dat zij) prezen1, prijsden2
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
prijsprijst
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
prijzend(e)(hebben) geprezen1, geprijsd2


Notes

1 louer

Exemple: Hij werd uitgebreid geprezen om zijn moed.

2 étiqueter

Exemple: Heb je de nieuwe artikelen al geprijsd?