The conjugation of the Dutch verb liggen

Irregular forms are printed in red.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) lig(ik) lag
(jij) ligt; lig (jij)(jij) lag
(hij) ligt(hij) lag
(wij) liggen(wij) lagen
(gij) ligt(gij) laagt
(zij) liggen(zij) lagen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ligge(dat ik) lage
(dat jij) ligge(dat jij) lage
(dat hij) ligge(dat hij) lage
(dat wij) liggen(dat wij) lagen
(dat gij) ligget(dat gij) laget
(dat zij) liggen(dat zij) lagen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
ligligt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
liggend(e)(hebben) gelegen