La konjugacio de la nederlanda verbo laden

Neregulaj formoj estas presitaj ruĝe.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) laad(ik) laadde
(jij) laadt; laad (jij)(jij) laadde
(hij) laadt(hij) laadde
(wij) laden(wij) laadden
(gij) laadt(gij) laaddet
(zij) laden(zij) laadden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) lade(dat ik) laadde
(dat jij) lade(dat jij) laadde
(dat hij) lade(dat jij) laadde
(dat wij) laden(dat ik) laadden
(dat gij) ladet(dat gij) laaddet
(dat zij) laden(dat zij) laadden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
laadlaadt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
ladend(e)(hebben) geladen