The conjugation of the Dutch verb krimpen

Irregular forms are printed in red.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) krimp(ik) kromp
(jij) krimpt; krimp (jij)(jij) kromp
(hij) krimpt(hij) kromp
(wij) krimpen(wij) krompen
(gij) krimpt(gij) krompt
(zij) krimpen(zij) krompen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) krimpe(dat ik) krompe
(dat jij) krimpe(dat jij) krompe
(dat hij) krimpe(dat hij) krompe
(dat wij) krimpen(dat wij) krompen
(dat gij) krimpet(dat gij) krompet
(dat zij) krimpen(dat zij) krompen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
krimpkrimpt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
krimpend(e)(zijn) gekrompen