De vervoeging van het Nederlandse werkwoord komen

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kom(ik) kwam
(jij) komt; kom (jij)(jij) kwam
(hij) komt(hij) kwam
(wij) komen(wij) kwamen
(gij) komt(gij) kwaamt
(zij) komen(zij) kwamen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) kome(dat ik) kwame
(dat jij) kome(dat jij) kwame
(dat hij) kome(dat hij) kwame
(dat wij) komen(dat wij) kwamen
(dat gij) komet(dat gij) kwamet
(dat zij) komen(dat zij) kwamen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
komkomt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
komend(e)(zijn) gekomen