De vervoeging van het Nederlandse werkwoord grijpen

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) grijp(ik) greep
(jij) grijpt; grijp (jij)(jij) greep
(hij) grijpt(hij) greep
(wij) grijpen(wij) grepen
(gij) grijpt(gij) greept
(zij) grijpen(zij) grepen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) grijpe(dat ik) grepe
(dat jij) grijpe(dat jij) grepe
(dat hij) grijpe(dat hij) grepe
(dat wij) grijpen(dat wij) grepen
(dat gij) grijpet(dat gij) grepet
(dat zij) grijpen(dat zij) grepen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
grijpgrijpt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
grijpend(e)(hebben) gegrepen