La conjugaison du verbe néerlandais eten

Des formes irrégulières sont imprimées en rouge.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) eet(ik) at
(jij) eet(jij) at
(hij) eet(hij) at
(wij) eten(wij) aten
(gij) eet(gij) at
(zij) eten(zij) aten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ete(dat ik) ate
(dat jij) ete(dat jij) ate
(dat hij) ete(dat hij) ate
(dat wij) eten(dat wij) aten
(dat gij) etet(dat gij) atet
(dat zij) eten(dat zij) aten
Gebiedende wijs
eet
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
etend(e)(hebben) gegeten