The conjugation of the Dutch verb druipen

Irregular forms are printed in red.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) druip(ik) droop
(jij) druipt; druip (jij)(jij) droop
(hij) druipt(hij) droop
(wij) druipen(wij) dropen
(gij) druipt(gij) droopt
(zij) druipen(zij) dropen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) druipe(dat ik) drope
(dat jij) druipe(dat jij) drope
(dat hij) druipe(dat hij) drope
(dat wij) druipen(dat wij) dropen
(dat gij) druipet(dat gij) dropet
(dat zij) druipen(dat zij) dropen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
druipdruipt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
druipend(e)(hebben1/zijn2) gedropen


Notes

1 Notice: Undefined offset: 10 in /home/majstro/majstro.com/Web/Majstro/taleninfo/CompDut/onregww_druipen.php on line 48

Example: De goot heeft daar altijd een beetje gedropen.

2 Notice: Undefined offset: 11 in /home/majstro/majstro.com/Web/Majstro/taleninfo/CompDut/onregww_druipen.php on line 50

Example: Er is wat olie uit de tank gedropen.