Die Konjugation des niederländischen Verbes delven

Unregelmäßige Formen sind in Rot gedruckt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) delf(ik) dolf, delfde
(jij) delft; delf (jij)(jij) dolf, delfde
(hij) delft(hij) dolf, delfde
(wij) delven(wij) dolven, delfden
(gij) delft(gij) dolft, delfdet
(zij) delven(zij) dolven, delfden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) delve(dat ik) dolve, delfde
(dat jij) delve(dat jij) dolve, delfde
(dat hij) delve(dat hij) dolve, delfde
(dat wij) delven(dat wij) dolven, delfden
(dat gij) delvet(dat gij) dolvet, delfdet
(dat zij) delven(dat zij) dolven, delfden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
delfdelft
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
delvend(e)(hebben) gedolven