De vervoeging van het Nederlandse werkwoord bezwijken

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bezwijk(ik) bezweek
(jij) bezwijkt; bezwijk (jij)(jij) bezweek
(hij) bezwijkt(hij) bezweek
(wij) bezwijken(wij) bezweken
(gij) bezwijkt(gij) bezweekt
(zij) bezwijken(zij) bezweken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bezwijke(dat ik) bezweke
(dat jij) bezwijke(dat jij) bezweke
(dat hij) bezwijke(dat hij) bezweke
(dat wij) bezwijken(dat wij) bezweken
(dat gij) bezwijket(dat gij) bezweket
(dat zij) bezwijken(dat zij) bezweken
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
bezwijkbezwijkt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
bezwijkend(e)(zijn) bezweken