Die Konjugation des niederländischen Verbes bergen

Unregelmäßige Formen sind in Rot gedruckt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) berg(ik) borg
(jij) bergt; berg (jij)(jij) borg
(hij) bergt(hij) borg
(wij) bergen(wij) borgen
(gij) bergt(gij) borgt
(zij) bergen(zij) borgen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) berge(ik) borge
(jij) berge(jij) borge
(hij) berge(hij) borge
(wij) bergen(wij) borgen
(gij) berget(gij) borget
(zij) bergen(zij) borgen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
bergbergt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
bergend(e)(hebben) geborgen