The conjugation of the Dutch verb bannen

Irregular forms are printed in red.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ban(ik) bande
(jij) bant; ban (jij)(jij) bande
(hij) bant(hij) bande
(wij) bannen(wij) banden
(gij) bant(gij) bandet
(zij) bannen(zij) banden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) banne(dat ik) bande
(dat jij) banne(dat jij) bande
(dat hij) banne(dat hij) bande
(dat wij) bannen(dat wij) banden
(dat gij) bannet(dat gij) bandet
(dat zij) bannen(dat zij) banden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
banbant
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
bannend(e)(hebben) gebannen