De vervoeging van het Duitse werkwoord verderben

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Indikativ
PräsensImperfektum
(ich) verderbe(ich) verdarb
(du) verdirbst(du) verdarbst
(er) verdirbt(er) verdarb
(wir) verderben(wir) verdarben
(ihr) verderbt(ihr) verdarbet
(sie) verderben(sie) verdarben
Konjunktiv
PräsensImperfektum
(ich) verderbe(ich) verdürbe
(du) verderbest(du) verdürbest
(er) verderbe(er) verdürbe
(wir) verderben(wir) verdürben
(ihr) verderbet(ihr) verdürbet
(sie) verderben(sie) verdürben
Imperativ
verdirb (Einzahl)
verderbt (Mehrzahl)
verderben Sie (förmlich)
Partizipien
ErstesZweites
verderbend(haben) verdorben