Informatie over het woord cementeren (Nederlands → Esperanto: cementi)

Synoniem: tot een hechte eenheid maken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/semɛnˈterə(n)/
Afbrekingce·men·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) cementeer(ik) cementeerde
(jij) cementeert(jij) cementeerde
(hij) cementeert(hij) cementeerde
(wij) cementeren(wij) cementeerden
(jullie) cementeren(jullie) cementeerden
(gij) cementeert(gij) cementeerdet
(zij) cementeren(zij) cementeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) cementere(dat ik) cementeerde
(dat jij) cementere(dat jij) cementeerde
(dat hij) cementere(dat hij) cementeerde
(dat wij) cementeren(dat wij) cementeerden
(dat jullie) cementeren(dat jullie) cementeerden
(dat gij) cementeret(dat gij) cementeerdet
(dat zij) cementeren(dat zij) cementeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
cementeercementeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
cementerend, cementerende(hebben) gecementeerd

Vertalingen

Duitszementieren; auszementieren
Engelscement
Esperantocementi
Portugeescimentar
Spaanscementar
Tsjechischcementovat
Welssmentio
Zweedscementera