Je kon hem nergens op betrappen en toch leek het altijd of hij net iets onnatuurlijks of smerigs had gedaan.
Laat ’ie me niet in iets onnatuurlijks veranderen!
Het is onnatuurlijk en er zullen vast moeilijkheden van komen.
Ze reden in een onnatuurlijke stilte.
Het onnatuurlijke leven dat in het lichaam huisde, flakkerde nog steeds, en het lijk worstelde zich overeind, terwijl de vlammen langs de uitgedroogde ledematen lekten, omhoogsprongen, en het lichaam tot een levende toorts maakten.