Information about the word week (Dutch → Esperanto: mola)

Synonyms: mals, murw, zacht

Part of speechadjective
Pronunciation/ʋek/
Hyphenationweek

Degrees of comparison

Positiveweek
Comparativeweker
Superlativeweekst

Declension

 PositiveComparativeSuperlative
Predicativeweekweker(het) weekst, (het) weekste
AttributiveIndefiniteMasculine and feminine pluralwekewekereweekste
Indefinite singularweekwekerweekst
Pluralwekewekereweekste
Definitewekewekereweekste
Partitiveweekswekers 

Usage samples

Puc voelde zijn kniëen week worden, maar wist zich te herstellen voordat hij viel.
Of ben ik toch te week geweest?

Translations

Afrikaanssag
Catalanbla; feble; flonho; moll; plàstic; suau; tou
Czechměkký
Danishblød
Englishsoft
English (Old English)hnesce
Esperantomola
Faeroesebleytur
Finnishpehmeä
Frenchmœlleux; mou; tendre
Germanweich
Hungarianpuha
Italianmolle
Latinlenis; malacus; mitis; mollis
Low Germansachte
Malayempuk; halus
Norwegianbløt
Papiamentomoli; suabe
Portuguesebrando; fofo; macio; mole; suave
Saterland Frisianwook
Scotssaft
Spanishblando; tierno
Sranansafu
Swahililaini
Swedishlen; mjuk; mör; vek
Thaiนิ่ม; อ่อน; อ่อนนุ่ม
West Frisiansêft