Informatie over het woord gespen (Nederlands → Esperanto: buki)

Synoniemen: dichtgespen, vastgespen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣɛspə(n)/
Afbrekingges·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) gesp(ik) gespte
(jij) gespt(jij) gespte
(hij) gespt(hij) gespte
(wij) gespen(wij) gespten
(jullie) gespen(jullie) gespten
(gij) gespt(gij) gesptet
(zij) gespen(zij) gespten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) gespe(dat ik) gespte
(dat jij) gespe(dat jij) gespte
(dat hij) gespe(dat hij) gespte
(dat wij) gespen(dat wij) gespten
(dat jullie) gespen(dat jullie) gespten
(dat gij) gespet(dat gij) gesptet
(dat zij) gespen(dat zij) gespten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
gespgespt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
gespend, gespende(hebben) gegespt

Voorbeelden van gebruik

Alle vijf droegen ze een kort zwaard, en een rond schild was op hun rug gegespt.

Vertalingen

Duitsanschnallen; zuschnallen; zusammenschnallen
Engelsbuckle
Esperantobuki; bukfermi
Portugeesafivelar