Informatie over het woord arm (Nederlands → Esperanto: malriĉa)

Woordsoortbijvoeglijk naamwoord
Uitspraak/ɑrᵊm/
Afbrekingarm

Trappen van vergelijking

Stellende traparm
Vergrotende traparmer
Overtreffende traparmst

Verbuiging

 Stellende trapVergrotende trapOvertreffende trap
Predicatiefarmarmer(het) armst, (het) armste
AttributiefOnbepaaldManlijk en vrouwelijk enkelvoudarmearmerearmste
Onzijdig enkelvoudarmarmerarmst
Meervoudarmearmerearmste
Bepaaldarmearmerearmste
Partitiefarmsarmers 

Voorbeelden van gebruik

Arm was hij niet, hij zat immers op zijn eigen plaats.
Hoort u bij de rijke of de arme tak van de familie?
De prijzen zien er redelijk uit, en we zijn niet arm en ook geen misdadigers.
Ik ben zoals je weet een arme man.
Hij was zo arm als een kerkrat.

Vertalingen

Afrikaansarm
Catalaanspobre
Deensfattig
Duitsarm
Engelspoor
Engels (Oudengels)earm
Esperantomalriĉa
Faeröersfátækur
Franspauvre
Hongaarsszegény
IJslandsfátækur
Italiaanspovero
Jamaicaans Creoolspuo
Noorsfattig
Papiamentspober
Poolsbiedny
Portugeespobre
Roemeenssărac
Russischбедный; бедняцкий
Saterfriesäärm
Schotspuir
Schots-Gaelischbochd
Spaanspobre
Srananpina; poti
Swahilihafifu; maskini
Tagalogmahirap
Thaisยากจน; จน
Tsjechischchudý; nebohý; ubohý
Westerlauwers Friesearm; earmoedich; heukerich
Zweedsarm; behövande; fattig