Informo pri la vorto branden (nederlanda → esperanto: brulvundi)

Sinonimoj: schroeien, zengen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈbrɑndə(n)/
Dividobran·den

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) brand(ik) brandde
(jij) brandt(jij) brandde
(hij) brandt(hij) brandde
(wij) branden(wij) brandden
(jullie) branden(jullie) brandden
(gij) brandt(gij) branddet
(zij) branden(zij) brandden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) brande(dat ik) brandde
(dat jij) brande(dat jij) brandde
(dat hij) brande(dat hij) brandde
(dat wij) branden(dat wij) brandden
(dat jullie) branden(dat jullie) brandden
(dat gij) brandet(dat gij) branddet
(dat zij) branden(dat zij) brandden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
brandbrandt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
brandend, brandende(hebben) gebrand

Uzekzemploj

Hij was hier nog niet ver in gevorderd toen de kaars zo ver opraakte dat hij zijn vingers brandde.
Met een smartelijke uitroep sprong heer Bommel op de gevallen maaltijd rond en daar deze nogal heet was, brandde hij zijn voetzolen.

Tradukoj

anglaburn
esperantobrulvundi; bruligi