Information über das Wort schuieren (Niederländisch → Esperanto: brosi)

Synonyme: borstelen, afborstelen

WortartVerb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) schuier(ik) schuierde
(jij) schuiert(jij) schuierde
(hij) schuiert(hij) schuierde
(wij) schuieren(wij) schuierden
(jullie) schuieren(jullie) schuierden
(gij) schuiert(gij) schuierdet
(zij) schuieren(zij) schuierden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) schuiere(dat ik) schuierde
(dat jij) schuiere(dat jij) schuierde
(dat hij) schuiere(dat hij) schuierde
(dat wij) schuieren(dat wij) schuierden
(dat jullie) schuieren(dat jullie) schuierden
(dat gij) schuieret(dat gij) schuierdet
(dat zij) schuieren(dat zij) schuierden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
schuierschuiert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
schuierend, schuierende(hebben) geschuierd

Übersetzungen

Dänischbørste
Deutschbürsten; ausbürsten; abbürsten; aufbürsten
Englischbrush
Esperantobrosi
Italienischspazzolare
Katalanischraspallar
Malaiischmenyikat
Papiamentobròsh
Portugiesischescovar
Schwedischborsta
Spanischcepillar
Srananbosro
Tschechischkartáčovat; vykartáčovat
Westfriesischboarstelje