Informatie over het woord blinken (Nederlands → Esperanto: brili)

Synoniemen: glanzen, prijken, schijnen, stralen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈblɪŋkə(n)/
Afbrekingblin·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) blink(ik) blonk
(jij) blinkt(jij) blonk
(hij) blinkt(hij) blonk
(wij) blinken(wij) blonken
(jullie) blinken(jullie) blonken
(gij) blinkt(gij) blonkt
(zij) blinken(zij) blonken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) blinke(dat ik) blonke
(dat jij) blinke(dat jij) blonke
(dat hij) blinke(dat hij) blonke
(dat wij) blinken(dat wij) blonken
(dat jullie) blinken(dat jullie) blonken
(dat gij) blinket(dat gij) blonket
(dat zij) blinken(dat zij) blonken
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
blinkend, blinkende(hebben) geblonken

Voorbeelden van gebruik

Er blonk gene enkele star aan de inktzwarte hemel.

Vertalingen

Catalaansbrillar; resplendir
Deensskinne
Duitsblinken; glänzen; scheinen; schimmern; strahlen; leuchten
Engelsshine
Engels (Oudengels)glitian; glitinian; scinan
Esperantobrili
Faeröersglitra; skína
Finsloistaa
Fransbriller
Hongaarscsillog; villog
Italiaansbrillare; risplendere
Nederduitsskynen
Papiamentsbria; brilia
Poolsbłyszczeć
Portugeesbrilhar; fulgir; luzir
Russischблестеть; блистать
Saterfriesblinkje; blinsterje; glansje; glinsterje; stroalje
Schots-Gaelischdeàrrs
Spaansbrillar; lucir
Thaisฉาย; เลื่อม
Westerlauwers Friesskine; blinke