Informatie over het woord beteugelen (Nederlands → Esperanto: bridi)

Synoniemen: bedwingen, betomen, intomen, in toom houden, in de hand houden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈtøɣələ(n)/
Afbrekingbe·teu·ge·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) beteugel(ik) beteugelde
(jij) beteugelt(jij) beteugelde
(hij) beteugelt(hij) beteugelde
(wij) beteugelen(wij) beteugelden
(jullie) beteugelen(jullie) beteugelden
(gij) beteugelt(gij) beteugeldet
(zij) beteugelen(zij) beteugelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) beteugele(dat ik) beteugelde
(dat jij) beteugele(dat jij) beteugelde
(dat hij) beteugele(dat hij) beteugelde
(dat wij) beteugelen(dat wij) beteugelden
(dat jullie) beteugelen(dat jullie) beteugelden
(dat gij) beteugelet(dat gij) beteugeldet
(dat zij) beteugelen(dat zij) beteugelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
beteugelbeteugelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
beteugelend, beteugelende(hebben) beteugeld

Vertalingen

Duitszügeln; zäumen; aufzäumen; im Zaume halten; bezähmen; im Zaum halten
Engelsbridle; check; restrain; curb; rein in
Esperantobridi
Faeröersbinda; tjóðra
Fransréprimer; retenir
Portugeesentravar; frear; moderar; pôr freio em; serenar
Saterfriesaptäilje; aptoomje; töögelje
Spaanscontener; refrenar; reprimir
Westerlauwers Friesbetwinge