Informatie over het woord kroon (Nederlands → Esperanto: krono)

Synoniem: krans

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/kron/
Afbrekingkroon
Geslachthistorisch vrouwelijk, tegenwoordig ook manlijk
Meervoudkronen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
kroontjekroontjes

Voorbeelden van gebruik

Het is een statige boom die tot 35 m hoog wordt en alleenstaand een brede kroon met dikke takken vormt.
Ziet u deze kroon op mijn hoofd?
Recht vooruit staken de kronen van palmbomen inktzwart af tegen de sterrenhemel.
Een van de figuren stelde een koning voor, dat was duidelijk aan de kroon te zien.

Vertalingen

Albaneeskurorë
Catalaanscorona
Deenskrone
DuitsKranz; Krone; Haube
Engelscrown
Esperantokrono
Faeröerskróna; krúna
Franscouronne
IJslandskróna
LuxemburgsKroun
Maleismahkoto
Noorskrone
Portugeescoroa
Russischвенец; корона
SaterfriesKraans; Kroune
Schotscroun
Spaanscorona
Tagalogkorona
Tsjechischkoruna; korunka; věnec
Welscoron
Westerlauwers Frieskroan
Zweedskrona