Informatie over het woord afremmen (Nederlands → Esperanto: bremsi)

Synoniem: remmen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfrɛmə(n)/
Afbrekingaf·rem·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) rem af(ik) remde af
(jij) remt af(jij) remde af
(hij) remt af(hij) remde af
(wij) remmen af(wij) remden af
(jullie) remmen af(jullie) remden af
(gij) remt af(gij) remdet af
(zij) remmen af(zij) remden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afremme(dat ik) afremde
(dat jij) afremme(dat jij) afremde
(dat hij) afremme(dat hij) afremde
(dat wij) afremmen(dat wij) afremden
(dat jullie) afremmen(dat jullie) afremden
(dat gij) afremmet(dat gij) afremdet
(dat zij) afremmen(dat zij) afremden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
rem afremt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afremmend, afremmende(hebben) afgeremd

Voorbeelden van gebruik

De lift remde af om te stoppen bij de 21e verdieping.

Vertalingen

Albaneesfrenoj
Duitsbremsen; abbremsen
Engelsbrake
Esperantobremsi
Fransfreiner; réprimer
Italiaansfrenare
Papiamentsbrek; rèm
Portugeestravar
Roemeensfrâna
Spaansenfrenar
Westerlauwers Friesremme
Zweedsbromsa