Informatie over het woord opscheppen (Nederlands → Esperanto: bombasti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpsxɛpə(n)/
Afbrekingop·schep·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schep op(ik) schepte op
(jij) schept op(jij) schepte op
(hij) schept op(hij) schepte op
(wij) scheppen op(wij) schepten op
(jullie) scheppen op(jullie) schepten op
(gij) schept op(gij) scheptet op
(zij) scheppen op(zij) schepten op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opscheppe(dat ik) opschepte
(dat jij) opscheppe(dat jij) opschepte
(dat hij) opscheppe(dat hij) opschepte
(dat wij) opscheppen(dat wij) opschepten
(dat jullie) opscheppen(dat jullie) opschepten
(dat gij) opscheppet(dat gij) opscheptet
(dat zij) opscheppen(dat zij) opschepten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schep opschept op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opscheppend, opscheppende(hebben) opgeschept

Vertalingen

Esperantobombasti